Historie - Jiu-Jitsu

De geschiedenis van het Ju-jutsu
De oude kunst der Samurai van het vechten zonder wapens, door Jigoro Kano (18 april 1888).

Ju-jutsu is vanaf de feodale periode bekend geweest onder verschillende namen, zoals: Yawara, Tai-Jitsu, Kogusoku, Kempo en Hakudo. De namen Ju-jutsu en Yaware waren het meest bekend en werden het meest gebruikt. In het navorsen van de geschiedenis van deze kunst stuiten we vanaf het begin al op moei¬lijkheden die niet ongebruikelijk zijn in soortgelijke onder¬zoeken, namelijk de onbetrouwbaarheid van veel van het mate¬riaal dat erover verschenen is. Gedrukte boeken over dit onderwerp zijn schaars en terwijl er ontelbare manuscripten van verschillende scholen bestaan, zijn er veel van deze onbetrouwbaar en met elkaar in tegenspraak gebleken.
Het lijkt erop dat de oprichters van veel nieuwe scholen de geschiedenis van het Ju-jutsu hebben opgetekend, zoals het hun uitkwam en aangepast aan hun eigen ideeën.

 

De overdracht
Betrouwbaar materiaal om een juist en objectief beeld te vormen van de oorsprong en de opkomst van Ju-jutsu is dus schaars en moeilijk te vinden. In vroeger tijden was de kennis van het ontstaan van deze kunst in het bezit van leraren van verschil¬lende scholen. Deze leraren gaven deze kennis door aan hun directe leerlingen, als zijnde geheim om er op die manier ook een bepaalde heilige waarde aan toe te kennen. Bovendien heeft de afscheiding tussen de verschillende Japanse provin¬cies, als gevolg van het feodale systeem dat er heerste, tot gevolg gehad dat er geen uitwisseling van ideeën en tech¬nieken heeft kunnen plaatsvinden tussen de aanhangers van de ver¬schillende scholen. Dit is ook de reden dat de verschillen¬de scholen er ieder hun eigen geschiedenis over het ontstaan van Ju-jutsu op na hielden, die vaak onjuiste of tegenstrij¬dige elementen bevatten ten opzichte van elkaar. Verder was het ook zo dat de interesse van de beoefenaars meer uitging naar het succesvol beoefenen van hun kunst, dan naar het ontstaan en de geschiedenis ervan.

 

De bronnen
Wat de geschiedenis van Ju-jutsu betreft, er bestaan ver¬schillende bronnen waarin iets te vinden is over de oorsprong ervan. In de Bugei-Shoden, een verzamelnaam van korte biogra¬fieën van verschillende vechtkunsten, die in de feodale perio¬de beoefend werden, wordt melding gemaakt van Kogusoku en Ken (Kempo). Het eerstgenoemde staat voor de kunst van vastpakken en onder controle houden en het laatste staat voor overwinnen door mee te geven.
De kunst van Kogusoku wordt toegeschreven aan Takenouchi, een inwoner van Sakashiu.
Er staat geschreven dat het eerste jaar van Tenbun, 1592, onverwachts een kluizenaar naar het huis van Takenouchi kwam. Deze kluizenaar leerde Takenouchi vijf technieken om een tegenstander onder controle te krijgen, waarna de kluizenaar spoorloos verdween.

 

Ken
De oorsprong Ken wordt als volgt uitge¬legd. Na de val van de Mingdynastie kwam er uit China een man naar Japan, genaamd Chingempin. Hij woonde in Kokushoji, een boedhistische tempel in Azabu, in Jedo (het tegenwoordige Tokyo). In deze tempel woonde ook drie Ronin: Fukuno, Isogai en Miura. Op een dag vertelde Chingempin hen dat er in China een kunst bestond waarmee je een tegenstander onder controle kon krijgen. Chingempin had gezien hoe deze kunst beoefend werd, maar had zelf de principes niet geleerd. Nadat de drie mannen dit gehoord hadden, zijn zij naar verder onderzoek zeer gedreven geworden in deze kunst. Het ontstaan van Jiu, het equivalent van Ju-jutsu, berust bij deze drie mannen waarna het zich door het hele land verspreidde. In hetzelfde ge¬schrift worden de principes van deze kunst genoemd, het vol¬gende is een vrije vertaling daarvan:
1. Geen kracht aanwenden om een tegenstander te overwinnen, maar gebruikmaken van zijn kracht.
2. Geen conflicten uitlokken of tijdens een conflict een snelle overwinning willen behalen.
3. Je niet laten verleiden tot schelden of kwaad worden.
4. Je nergens toe laten afleiden.
5. Onder geen enkele omstandigheid je zelfbeheersing verliezen, je geest leeg en rustig houden.
Voor dit alles is een goed geregelde ademhouding zeer belangrijk.

 

Fukuno
In de Bujutsu Ryu Soroku, een boek met biografieën van de oprichters van verschillende scholen van Japanse krijgskun¬sten, wordt precies dezelfde uitleg gegeven van de oorsprong van Kogusoko en Ju-jutsu; verder blijkt eruit dat Miura leefde omstreeks 1560.
In de Chonomaki, een certificaat dat de leerlingen van de Kito school kregen van hun leraren, vinden we een korte geschiede¬nis van de kunst en haar hoofdprincipes, zoals ze geleerd worden door deze school. In dit certificaat wordt verwezen naar een geschrift daterend uit het elfde jaar van Kuanbun (1671). Volgens dit geschrift leefde er een man genaamd Fuku¬no, die de kunst van het ongewapend vechten beoefende. Hij be¬heerste deze kunst zo uitmuntend dat hij mensen kon verslaan die veel sterker waren dan hijzelf. In het begin verspreidde zijn kunst zich niet zo erg, maar later werden twee van zijn leerlingen, Miura en Terada, erg beroemd en oprichters van eigen afzonderlijke stijlen. De kunst zoals onderwezen door Miura, werd WA genoemd (van Yaware), terwijl de stijl van Terada, JIU werd genoemd (van Ju-jutsu). De periode waarin Fukuno leefde, wordt niet in bovengenoemd manuscript vermeld, maar uit een datum, genoemd in een ander manuscript blijkt dat het in een periode voor het elfde jaar van Kuanbun (1671) moet zijn geweest.

 

Chingempin
De Owari Meisho Dzue vertelt over Chingempin, dat hij een inwoner was van de provincie Korinken in China, die naar Japan vluchtte om aan de moeilijk¬heden en gevaren te ontsnappen die de val van de Mingdynastie met zich meebracht. Hij werd hartelijk ontvangen door de prins van Owari en is daar op vijfentachtig jarige leeftijd in 1671 overleden. Dit is de datum op zijn grafsteen in Kenchuji in Nagoya. In hetzelfde boek wordt een passage aangehaald van Kenpohisdo waarin wordt bevestigd dat in de periode dat Chin¬gempin leefde, de drie Ronin Fukuno, Miura er ook leefden en dat hij hen vertelde dat hij in China een bepaalde methode van vechten had zien beoefenen en dat deze methode werkte volgens bepaalde principes. Uiteindelijk zijn de drie mannen na dit verhaal deze methode verder gaan uitzoeken en het resultaat hiervan was de oprichting van de Kito-Ryu.
In een boek getiteld de Sen Tetsu So Dan, wat als een gezag hebbend werk op dit gebied beschouwd wordt, staat dat de Chingempin waarschijnlijk is geboren in het vijftiende jaar van Banriki. Volgens de Chinese kalender is dit 1587. In het tweede jaar van Manji (1659) leerde hij in Nagoya een priester kennen, genaamd Gensei, waarmee hij zeer goed bevriend raakte. Ze publiceerden gezamenlijk een aantal gedichten onder de titel Gen Gen Sho Washu. In een ander boek, de Kiyu Sho Ran wordt vermeld dat Chingempin naar Japan kwam in het tweede jaar van Manji (1659). Daar komt bij dat over het algemeen word aange¬nomen dat Shunsui, een beroemd Chinees geleerde, na de val van de Mingdynastie in China, in het tweede jaar van Manji (1659) naar Japan kwam. Uit deze verschillende feiten blijkt dat Chingempin in Japan leefde, enige tijd na het tweede jaar van Manji (1659). Dus de versie van de Bujutsu Ryu Soroku dat de Miura leefde in de tijd van Eiroku (ongeveer 1560) mag als onjuist worden beschou¬wd. Uit bovengenoemde opsomming van bronnen wordt duidelijk dat Chingempin in een latere periode leefde en dat Miura een tijdgenoot van hem was. Er bestaan andere verslagen over het ontstaan van het Ju-jutsu. Dat zijn de versies die door verschillende scholen worden aangehangen.

 

Yoshin-ryu
De geschiedenis volgens de Yoshin-ryu gaat als volgt. Deze school is opgericht door Miura Yoshin, een arts uit Nagasaki in Hizen. Hij leefde in de beginperiode van de Tokugawa sho¬guns. Hij geloofde dat veel ziekten ontstonden doordat het lichaam en de geest niet met elkaar in harmonie waren. Aan de hand van deze gedachte ontwikkelde hij een Ju-jutsu methode.
Samen met twee studenten in de medicijnen, beiden leerlingen van hem, ontwikkelde hij zijn technieken om een tegenstander onder controle te krijgen en daarna nog eens 51 technieken.
Na zijn dood ontstonden er twee scholen die naar hem genoemd werden, de Yoshin-ryu en de Miura-ryu.

Akiyama
De volgende overlevering staat in het manuscript de Tenjin Shin'yo-ryu Taiiroku opgetekend. Er is sprake van een gesprek tussen Iso Mataemon, de oprichter van de Tenjin Shin'yo-ryu, en Terasaki, een van zijn leerlingen. De oorsprong van het Ju-jutsu wordt als volgt weergeven. Er leefde in Nagasaki een arts genaamd Akiyama, die naar China ging om daar medicijnen te studeren. Hij leerde daar hakuda, een kunst die voornamelijk bestond uit slag- en traptechnie¬ken, verschillend dus van Ju-jutsu, hetgeen voornamelijk bestaat uit controle- en werptechnieken.
Akiyama leerde drie hakudatechnieken en 28 methodes om iemand die het bewustzijn verloren had, bij te brengen. Eenmaal terug in Japan begon hij de kunst te onderwijzen, maar omdat hij maar een paar technieken tot zijn beschikking had verveelde dit zijn leerlingen al snel, die hem dan ook verlieten. Akiyama, hierover kwaad en teleurgesteld, vertrok naar Tenjin¬tempel in Tsukushi waar hij 100 dagen ging mediteren. Op deze plaats ontwikkelde hij 300 technieken. De aanleiding hiertoe is nogal een merkwaardig verhaal. Op een dag, tijdens een zware sneeuwstorm, zag hij een wilg waarvan de takken zwaar beladen waren met sneeuw. De takken van de wilg bogen door onder het gewicht van de sneeuw waardoor de sneeuw ervan afgleed en de takken weer terugveerden, dit in tegenstelling tot de pijnboom wiens takken niet meegaven en afbraken onder het gewicht van de sneeuw. Op deze manier, overdacht hij, moet Ju-jutsu beoefend worden. Hij noemde zijn school dan ook de Yoshin-ryu, de school van de geest van de wilgenboom.

 

In Japan ontwikkeld
In de Taiiroku wordt tegengesproken dat Chingempin Ju-jutsu in Japan geïntroduceerd heeft en alhoewel wordt bevestigd dat Akiyama enige onderdelen van een Chinese kunst heeft geïntro¬duceerd wordt er ook gezegd: "...het is een schande voor ons land dat de oorsprong van Ju-jutsu aan China wordt toege¬schreven...". Deze mening zijn wijzelf ook toegedaan. Naar ons inzicht is de kunst Japans van oorsprong en van ontwikkeling en wel om de volgende redenen:
1. Een kunst van ongewapend vechten komt voor in alle landen die in een bepaalde staat van ontwikkeling verkeren en in Japan bracht de feodale periode, noodzakelijkerwijs, de ont¬wikkeling van Ju-jutsu op gang.
2. Het Chinese Kempo en Japanse Ju-jutsu verschillen duide¬lijk in aanpak en techniek.
3. Er is sprake van het bestaan van een dergelijke kunst voor de tijd van Chingempin.
4. De vage omschrijving van het ontstaan van Ju-jutsu.
5. Het bestaan van Japans worstelen, hetgeen zekere overeen¬komsten vertoont met Ju-jutsu, vanaf vroegere periodes.
6. Omdat de Chinese beschaving en Chinese kunsten in zeer hoog aanzien stonden in Japan is het niet onmogelijk dat Ju-jutsu toegeschreven werd aan China om er een bepaald prestige aan te verlenen.
7. In vroegere tijden blijken de leraren van verschillende krijgskunsten, zoals zwaardvechten, deze kunst beoefend te hebben.
Hierbij kunnen we nog opmerken dat Ju-jutsu, zoals dat in Japan wordt beoefend, niet bekend is in China. In dat land bestaat het eerder genoemde kempo, hetgeen beschreven wordt in het boek Kikoshinsho als zijnde een methode van slaan en trappen. Verder moeten volgens het boek van introductie, de studenten in China de kunst voor zichzelf houden (alleen), terwijl het bij Ju-jutsu absoluut noodzakelijk is om met een partner te trainen. Alhoewel we toegeven dat Chingempin waar¬schijnlijk het kempo in Japan geïntroduceerd heeft, vinden we niet dat Ju-jutsu op welke wijze dan ook beschouwd mag worden als derivaat van kempo. Daar komt bij dat als Chingempin in deze kunst geoefend was, hij er vrijwel zeker vermelding van zou hebben gemaakt in de gedichtenbundel die hij samen met de priester Gensei onder de titel Gengenshowashin gepubliceerd heeft. In geen enkel geschrift van hen komt echter een verwij¬zing naar Ju-jutsu voor. Behalve van Chingempin konden de Japanners iets van Chinees kempo leren uit boeken zoals Bubis¬hi, Kikoshinsho, etc. Ju-jutsu is een Japanse kunst die gemakkelijk zonder hulp van China tot haar huidige niveau ontwik-keld zou kunnen zijn. Het is echter niet onmogelijk dat Chinpempin of een boek over kempo heeft bijgedragen aan de stimulans tot haar ontwikkeling.

Daar we tot nu min of meer de geschiedenis van Ju-jutsu hebben besproken en over het algemeen wat met deze kunst be¬doeld wordt, zullen we nu overgaan tot het bespreken van een aantal verschillende scholen. Het onmogelijk om alle scholen te noemen, dat zijn er honderden. Dit komt omdat bijna alle leraren die enigszins bedreven waren in deze kunst hun eigen stijl ontwikkelden. We zullen een paar van de belangrijkste scholen bespreken.

 

Kito-ryu
Van deze school wordt verondersteld dat zij is opgericht door Terada kan-emon. De exacte periode waarin hij heeft geleefd, is niet te achterhalen uit boeken of manuscripten, maar het moet niet al te lang na Fukuno zijn geweest. Er staat namelijk in dat de Chinomaki van de Kito-ryu en in de Bu jutsu ryu Soroku dat hij de kunst leerde van een andere Terada die op zijn beurt een leerling was van Fukuno. Een aantal belangrijke en beroemde personen van deze school zijn Yoshimura, Hatta, Takino, Gamo, Imabori; en van de laatste tijd Takenaka, Noda, Jibuki, Yoshida en Motoyama van wie de laatste twee nog in leven zijn.

 

Kiushin-ryu
Deze ryu werd opgericht door Inugami Nagakatsu. Zijn klein¬zoon, Inugami Nagayasu, beter bekend als Inugami Gunbei, bereikte een zo grote hoogte in deze kunst en breidde haar zo uit dat in latere tijden hij als oprichter van de Kiushin-ryu werd gezien. Er is een grote overeenkomst tussen de principes van de Kito-ryu en de Kiushin-ryu. De overeenkomst is zo groot dat we mogen aannemen dat de ene school uit de andere is ontstaan. Dit wordt nog eens onderschreven door het verhaal dat in het tweede jaar Kiohu (1717) Inugami getraind heeft bij de Kito-ryu onder leiding van Takino. Dit is natuurlijk de reden waarom de twee scholen zoveel op elkaar lijken.
Bekende namen van deze school zijn Ishino Tsukamato en Eguchi.

 

Sekiguchi-ryu
De oprichter van deze was Sekiguchi Jushin. Hij had drie zonen die allemaal bekende meesters zijn geworden. Shibukawa Bangoro die deze kunst leerde van de oudste zoon, Sekiguchi Hachiro¬zaemon, werd de oprichter van een andere belangrijke school, de Shibukawa-ryu. De huidige Sekiguchi is een afstammeling (van de negende generatie) van de oprichter van deze school.
Shibukawa Bangoro, de achtste afstammeling van de oprichter van de Shibukawa-ryu geeft nu les in deze kunst in Motomachi in Hongo, Tokyo.

 

Yoshin-ryu
Dit is een andere school die we moeten noemen. Zoals al eerder gezegd zijn er twee verschillende versies van het ontstaan van deze school. Maar na onderzoek van de manuscripten van de technieken van deze scholen, waarvan een de oprichting toe¬schrijft aan Akiyama Shirobei moeten we tot de conclusie komen dat beide scholen eenzelfde origine hebben. Degene die momen¬teel representatief is voor de Yoshin-ryu van Miura Yoshin, is Totsuka Eibi, die nu lesgeeft in Chiba een plaats bij Tokyo.
Zijn vader was Totsuka Hikosuke. Deze man was een van de grootste meesters van deze tijd. Diens vader, Hikoyemon, was gedurende zijn leven ook erg beroemd. Hij beoefende de kunst onder Egami Kuanriu, die een belangrijk onderzoek van het onderwerp heeft gemaakt en in latere periode de oprichter van de Yoshin-ryu werd genoemd.
Volgens zeggen is deze man in 1775 overleden.
Een andere beroemde meester van deze school was Hitostuyanagi Oribi. De kunst die deze man beoefende was de kunst die haar oor¬sprong vond bij Akiyama.

 

Tenjin Shin'yo-ryu
Deze school werd opgericht door Iso Mataemon. Hij beoefende eerst Yohsin-ryu onder leiding van Hitotsuyagani Origi en daarna de Shin no Shinto Ryu (een afsplitsing van de Yoshin-ryu) onder leiding van Homma Yoyemon. Hij heeft daarna het hele land afgereisd om zijn krachten te meten met andere meesters en richtte na verloop van tijd zijn eigen school, de Tenjin Shin'yo-ryu op. Zijn school was gevestigd in Otamagaike in Tokyo. Hij is erg beroemd geworden en wordt als de grootste meester van zijn tijd beschouwd. Zijn zoon heette Iso Mati¬chiro. Hij werd Ju-jutsu leraar in een door van de Togukawa Shogun's opgerichte school voor krijgskunsten. Beroemde leer¬lingen van Mataemon waren: Nishimura, Okada, Yamamoto Matsuna¬ga en Ichikawa.


Ju-jutsu een krijgskunst
Sommige Japanse geschiedschrijvers beschouwen de Takanouchi ryu, die werd opgericht door Takenouchi Hisamori, als de kern Ju-jutsu ryu waar alle anderen van zijn afgeleid.
Geleerden zoals Fujita Seiko hebben aangetoond dat deze stel¬ling aanvechtbaar is. Vroegere ryu stijlen van ongewapend ge¬vecht bestonden al in de Hei periode, maar werden ingedeeld bij de wapens die zij ondersteunden. De Takenouchi ryu ge¬vechtstechnieken kunnen echter wel worden gezien als een keerpunt waarvan de diverse systemen duidelijk herkenbaar werden. Het is heel wel mogelijk dat Takenouchi al eerder ongewapende vechttechnieken had beoefend, maar hij vestigde zijn ryu pas in 1532 en hierbij maakte hij veelvuldig gebruik van Sumai elementen bij zijn technieken. Op deze wijze werd het krijgssumo, dat al bij de totstandkoming van kumi uchi zijn aandeel had geleverd, weer als basis voor de nieuwe vechtkunst gebruikt. Volgens de legende werd Takenouchi geïnspireerd door een Yamabushi, een ascetische monnik, die hem een vijftal houdgrepen leerde en hem het voordeel liet zien dat korte wapens boven extreem lange kunnen hebben. Langzamerhand ontwierp hij een gevechtsmethode, die vele oor¬sprongen had, bekend onder de naam Kogusoku. Dit was in grote trekken een passieve gevechtsvorm die zich op het gebruik van het zwaard concentreerde. Deze methode en latere ontwikkelin¬gen werden geklasseerd onder de gemeenschappelijke noemer Ju-jutsu. Ju-jutsu is dus een verzamelnaam voor talrijke gevechtssystemen die weinig onderlinge overeenkomst vertonen in uiterlijk en techniek. De term werd pas ingevoerd lang nadat de technie¬ken waar het betrekking op heeft, werden ontwikkeld.

Ju-jutsu niet alleen ongewapend vechten
Ju-jutsu wordt vaak, ten onrechte overigens, gezien als ongewapend vechten tegen al dan niet bewapende tegenstanders. Hoewel Ju-jutsu inderdaad het ongewapend vechten benadrukt, begeeft het zich ook op het terrein van de kleinere wapens, die echter voor hetzelfde geld op grote wapens kunnen worden betrokken. Ju-jutsu kan dus worden gedefinieerd als een gewapende of ongewapende vechtvorm die kan worden aangewend tegen al dan niet gewapende tegenstanders.

Ju-jutsu een secondair systeem van de Bugei
Het is altijd een vechttype geweest waarbij alles mocht. Bindende regels kwamen pas veel later, toen de krijgsvorm was gedegenereerd tot een estheti¬sche vorm. Het Ju-jutsu kent methodes om te schoppen, stoten, werpen, wurgen, klemmen en controleren. Daarnaast kent het het gebruik van bepaalde wapens en manieren om een vijand vast te binden. Men moet zich altijd realiseren, dat Ju-jutsu altijd een secundair systeem van de Bugei is geweest: een gevechtsmethode die de techniek van de zwaardvechter aanvulde. Ook Ken-Jutsu had bepaalde technieken van ongewapend vechten ontwikkeld voordat dit onder de gemeenschappelijke noemer Ju-jutsu werd gebracht. De vorm die zich in het westen heeft verbreid, is de vorm die geen intrinsiek onderdeel is van de vele wapensyste¬men binnen de Bugei en het benadert het gevecht van man tegen man zonder met dergelijke realiteiten rekening te houden. Als zodanig heeft het esthetische Ju-jutsu geen binding met de diverse wapensystemen.

 

Atemi Waza
Binnen de 725 officiële gedocumenteerde Ju-jutsu systemen die in Japan werden ontwikkeld, groeiden georganiseerde methodes die later onder de naam atemi faam zouden verwerven, die gericht zijn op de aanval van zwakke plekken (Kyusho) van de vijand. Zij vormden een van de grondslagen voor de oorspronke¬lijke ‘lege hand' systemen, die later als Ju-jutsu werden geklas-seerd. De systematische studie van de atemi begon pas vrij laat en wel in de Edo periode. Er zijn bepaalde oorzaken aan te wijzen waarom de Japanse atemi-tactieken achter liepen op de geavanceerde systemen van China en de onder Chinese invloed gegroeide systemen van Korea en Okinawa. Atemi als onderdeel van de Chinese Chuan-Fa (vuist methode) systemen werd al vroeg door militairen ontwikkeld. Deze ontwikkeling begint al voor het ontstaan van de Japanse sociale structuur. Chuan-fa, in zijn latere fase, was grotendeels het product van de inspanningen van burgers die een middel zochten waarmee zij zich teweer konden stellen tegen de onderdrukking van de regering of van vreemde mogendheden. Chung-fa werd een symbool voor het zoeken naar zelfexpressie, een teken van binnenlandse onrust. De Chinese krijgers hadden weliswaar een geringe soci¬aal aanzien, maar zij hadden wapens en waren experts in ge¬bruik daarvan. Zij hadden geen behoefte aan het ongewapende Chung-fa. Met het oog op de oorlogsvoering vervulde Chung-fa geen rol; het was niet functioneel. Maar zijn ontwikkeling door monniken en burgers ging gestaag voort.

 

Aristocratische Japanse klasse
Daarentegen werd de gemeenschap in Japan geleid door een aristocratische klasse, een groep met exclusieve rechten wat wapens betreft. Atemi was aan deze klasse voorbehouden. Oorspronkelijk konden de krijgslieden het uitstekend gebrui¬ken, maar op den duur werd atemi door de voortschrijdende ontwikkeling op wapengebied van minder belang. Nu de noodzaak ontbrak was er geen reden waarom atemi zich in die mate als in China het geval was, zou ontwikkelen. Vandaar dat het techni¬sche kunnen en de ontwikkeling belangrijk voor het Chinese systeem moest onderdoen. De techniek van atemi maakt gebruik van bijna elk onderdeel van het lichaam tegen vitale punten van het lichaam der vijand. De handen, knokkels, vingers, ellebogen, knieën, benen, voeten en het hoofd kunnen tegen elk doel worden gebruikt. Atemi als vechtkunst, die aan Ju-jutsu voorafging werd vanaf de Nara tot aan de Azuchi-Momoyama tijd in een niet nader te bepalen mate beïnvloed door het Chinese boksen, en uiteindelijk onderging het de invloed van de ‘lege hand' systemen van Okinawa, die op hun beurt onder Chinese invloed hadden gestaan. Dit gebeurde pas in de Taisho tijd. Het was vanzelfsprekend dat toen wapens schaars waren atemi belangrijk was. Maar toen de uitrusting der krijgers beter werd, verloor atemi zijn favoriete positie.

 

Het gebruik van wapens
Atemi werd vervan¬gen door het toedienen van slagen met de onderkant van het zwaard, staaf, stok, speer, hellebaard en zelfs de boog. Deze brede interpretatie van atemi zou voorwerp zijn van heel veel onderzoek. In de loop der tijd kwamen de diverse gevechtsmethoden met elkaar in aanraking en beïnvloeden elkaar en vormden uiteinde¬lijk Ju-jutsu. Een paar van deze methodes waren onder meer Kosni-no-mawara, Hobaku, Tai-Jutsu, Wa-Jutsu, Torite, Hakuda, Shubaku, en Yaware. Deze vormen en nog vele andere hadden zich gedurende lange tijd ontwikkeld in de periode voor het midden van de zeventiende eeuw. Hoewel het gebeurt met Japanse woor¬den, beschrijven sommige een atemivorm, die in essentie Chinees van nature is. Daarbij komt nog, dat de meeste syste¬men elementen hadden die waren gebaseerd op het oude Sumai. Geen twee van deze systemen zijn precies gelijk, vele vertonen wel treffende gelijkenis, in het bijzonder waar zij opereren met een minimum aan wapens en vormen zijn van fysieke en mentale training om een strijdvaardige geest te verkrijgen. Deze afwijking van de essentie heeft Ju-jutsu verslapt. Ju-jutsu is de enige Bugei, waarbij de naam niet is afgeleid van de wapens die het gebruikt, noch van de vorm, maar van zijn essentieel principe. Vaak meent men dat het een zuiver defensieve kunst is waarbij de gebruiker alleen tot actie overgaat als hij wordt aangevallen.

 

Ju-jutsu niet alleen defensief
Dit is onjuist. Ju-jutsu is altijd zowel aanvallend als verdedigend geweest. De grond¬leggers zijn nooit zo naïef of idealistisch geweest de techniek te beperken tot defensieve tactieken. Zij beseften dat een goed gekozen aanval binnen het brede Ju-concept paste, en daarom gebruikten zij het ook. Maar in het algemeen was Ju-jutsu geen aanvalswapen. Ju is Chinees en betekent buigzaam, plooibaar, volgzaam, harmonieus, aanpasbaar en meegaand. De gebruikelijke vertaling van jiu als vriendelijke, zacht, geeft aanleiding tot verkeer¬de interpretaties in het westen. Dit suggereert immers een afwezigheid van functioneel aangewende kracht. Dit is bij het krijgs-Ju-jutsu nooit het geval geweest. Vaak moest er grote kracht aan te pas komen om een vijand tot overgave te dwingen. Ju-jutsu technieken zijn allesbehalve ‘zacht', maar soms wor¬den ze met zo'n snelheid uitgevoerd dat die indruk kan ont¬staan. Het probeert wel altijd gebruik te maken van de rich¬ting van de kracht van de tegenstander om die in zijn voordeel om te buigen. Het is daarom juister om te spreken van flexibili¬teit dan van zachtheid. Dit houdt in dat lichaam en geest zich aan de situatie aanpassen en dat tot voordeel van de gebruiker aanwenden.

Overzicht Bugei
Deze lijst van Fujita Seiko, een Bugei beoefenaar en onderzoeker, geeft een overzicht van de verschillende Japanse gevechtsmethodes die ook wel bekend zijn onder de naam Kakuto Bugei.
Bugei is een oudere naam voor Bu-Jutsu of Kobudo. Kakuto Bugei staat voor gevechtsbugei.
Fujita Seiko stelde een lijst samen van vierendertig specifieke Bugei. Onderzoek heeft uitgewezen dat er waarschijnlijk over de vijftig verschillende Bugei bestaan hebben.

• Kyujutsu boogschieten
• Bajutsu paardrijden
• Kenjutsu zwaardvechter (aanvallend)
• Sojutsu speerwerpen
• Naginatajutsu hellebaardvechten
• Suma (Sumai) basissysteem van worstelen
• Kumi-uchi worstelen in harnas
• Genkotsu aanvallen van vitale punten
• Jujutsu ongewapend of minimaal bewapend
• Uchi-ne met de hand gooien van pijlen
• Iaijutsu zwaardvechter (verdedigend)
• Shurikenjutsu gooien met kleine scherpe bladwapens
• Fuki-bari naalden wegschieten met de mond
• Gekigonjutsu vechten met een met metalen bol verzwaarde ketting
• Chikurigijutsu vechten met een met metalen bol verzwaarde ketting aan een stok
• Juttejutsu methode van vechten met een kort metalen stokje
• Tessenjutsu vechten met een ijzer versterkte waaier
• Tetsubojutsu vechten met een lange ijzeren staaf
• Bojutsu vechten met staf
• Jojutsu vechten met een stok
• Kusarigamajutsu vechten met een sikkel met ketting en bal
• Sodegaramijutsu vechten met een stok met prikkeldraad
• Samumotajutsu vechten met een gevorkte staf
• Shinobijutsu spionage methode
(Ninjutsu)
• Hojojutsu methode van het binden van een tegenstander
• Hayagakejutsu methode om sneller en harder te kunnen lopen
• Karamijutsu methode om jezelf lichter te maken om beter te kunnen springen, ontwijken en klimmen
• Suijohokojutsu methode om water over te steken
• Suieijutsu methode om te zwemmen en te vechten in water
• Chikujo methode om forten en versterkingen te bouwen
• Senjojutsu strategie
• Hojutsu vuurwapentechnieken
• Noroshijutsu signaaltechnieken met behulp van vuur
• Jukenjutsu bajonetvechten